Kneed deeg van bloem,
boter, suiker, ei, amandelspijs, brandewijn en kaneel. Neem de helft
en rol dit uit tot een ronde lap; bekleed er een taartvorm mee en schep
de jam erin. Rol de tweede helft van het deeg uit en snijd lange dunne
repen. Maak daar een soort vlechtwerk van om de bovenkant van de taart
af te dekken. Bak de taart een half uur op 180 graden.
In deze taart zitten
geen linzen. Zelf had ik allerlei verklaringen bedacht voor de naam.
Misschien kwam de taart oorspronkelijk uit de buurt van Linz? Gebruikte
men linzen in plaats van amandelspijs, zoals tegenwoordig witte bonen?
Een van mijn lezers schreef (waarvoor dank!), dat de linzen gebruikt
werden als steunvulling voor het blind bakken van de bodem. Met mijn
recept hoeft dat niet, dus eigenlijk is in dit geval de naam "linzentaart"
niet juist.
|
Splits
een ei. Doe de dooier, meel, boter en suiker bij elkaar en kneed dit
tot een deeg; zet het deeg een uur in de koelkast. Rol het uit en bekleed
er een ingevette taartvorm mee. Schep de appelblokjes op het deeg. Meng
de amandelspijs, overgebleven eieren, honing, citroenrasp en kaneel
goed door elkaar en giet dit over de appels. Bak de taart 35 minuten
op 180 graden. Schakel de oven uit maar laat de taart er nog een uur
instaan.
|